U bent hier

31/12/2008

Tussen 1996 en het vredesverdrag in 2003 streden diverse Congolese en buitenlandse rebellen en regeringstroepen om de macht. De strijd ging vooral om de grote schat aan natuurlijke rijkdommen in het oosten van het land. Miljoenen mensen sloegen op de vlucht of kwamen om als gevolg van de oorlog.

Na verkiezingen in 2006 werd Joseph Kabila de eerste gekozen regeringsleider sinds meer dan veertig jaar. Desondanks is er in 2008 nog steeds veel gewapend geweld. In het laatste kwartaal alleen al zijn 250.000 mensen op de vlucht voor het hevig oplaaiende conflict in de provincie Noord-Kivu.

De economie van het land is zeer onstabiel. Men verkoopt de rijkdommen - dikwijls illegaal - aan buitenlandse bedrijven en regeringen. Corruptie vindt plaats op grote schaal. Er is zo goed als geen infrastructuur en de werkloosheid is enorm. De opbouw van democratische instituten is een prioriteit. Er is een schrijnend gebrek aan sociale voorzieningen zoals basisgezondheidszorg en onderwijs. 4,7 miljoen kinderen, bijna de helft van de kinderen in de lagere-schoolleeftijd, volgen geen onderwijs. En hoewel de Democratische Republiek Congo (DRC) de verschillende overeenkomsten voor de bevordering van het onderwijs onderschrijft, krijgt de onderwijssector nauwelijks 8,22% van het nationaal budget toegekend. Dit bedrag laat niet toe om aan de leerkrachten een volwaardig salaris uit te betalen, om nieuwe onderwijsstructuren te bouwen, zeker niet deze die geschikt zijn voor de scholing van kwetsbare groepen, om de bestaande structuren te saneren en te onderhouden, om didactisch en pedagogisch materiaal ter beschikking te stellen van leerkrachten en leerlingen,… laat staan om een voldoende aantal leerkrachten op te leiden en bij te scholen.

In 2008 zijn we in de DRC toe aan ons eerste concreet werkingsjaar. Het programma voor de DRC sluit aan bij het prioritaire actieplan en kadert in het programma van het ‘Année Pédagogique’, dat de minister voor de tweede keer op rij uitroept. Het doel is bij te dragen tot een betere kwaliteit van het lager onderwijs en het technisch landbouwonderwijs. Hiervoor zetten we in op vier thema’s: het optimaliseren van de inspectiefiches en -procedures; het herdynamiseren van de basiscellen met hun pedagogische eenheden als instrument van vorming en begeleiding van leerkrachten; het herwerken van de curricula van het beroepstechnisch landbouwonderwijs en het investeren in vorming, uitrusting en ICT voor de centrale en gedecentraliseerde inspectiebureaus.

Een goed begin

We werken met en via de nationale en provinciale structuren van de Congolese schoolinspectie, die in principe elke school van dit reusachtig land bereiken, en de dienst voor het ontwikkelen van leerprogramma’s en didactisch materiaal. Op deze manier integreren we onze werking in de bestaande lokale structuren en zorgen we voor een zo efficiënt mogelijke inzet van de financiële middelen.

Voor de opvolging in de scholen herwerken, drukken, verspreiden en introduceren we inspectiefiches. We geven ook vier pedagogische brochures uit. Op nationaal niveau is er vorming voor een team van trainers. Onder andere het management van een school, ondernemerschap en het gebruik van de inspectiefiches komen aan bod. De trainers geven op hun beurt dezelfde vorming op provinciaal niveau (cascadesysteem). We pogen ook laptops en printers te voorzien op provinciaal niveau. En er gaat een website online waarop men de inspectiefiches en vormingsbrochures kan downloaden (www.ige-rdc.cd). Een eerste groot gevolg is dat er met minstens de helft van de provincies momenteel een redelijk vlotte communicatie bestaat. Dit is een enorme stap voorwaarts.

Voor het technisch landbouwonderwijs staan we stil bij de verschillende afstudeeropties (de richtingen waarin men kan afstuderen). Er worden twee rapporten geschreven met betrekking tot de stand van zaken van de leerprogramma’s en de strategie voor het herschrijven hiervan. Daarnaast is er een analyse van de resultaten van de examens en de leerlingenaantallen in de respectieve afstudeeropties.

We verspreiden een didactisch werkinstrument en een methodologische gids met als doel het gebruik van een referentiewerk in het domein van landbouw te verduidelijken. Ook het geactualiseerde leerprogramma ‘Algemene Landbouw’ wordt verder verdeeld. Een ministeriële instructie maakt dit programma verplicht in alle technische landbouwscholen vanaf het schooljaar 2008-2009.

Eigenaarschap en harmonisering

Het ontwikkelde pedagogisch materiaal beschouwt men als ‘van de inspectie’. Onze Congolese partners zijn er echt fier op. VVOB helpt de kwaliteit van de geproduceerde materialen bewaken, iets wat de partners soms durven over te slaan in het verlangen volop materiaal te produceren. De partners zitten wat betreft het ontwerpen duidelijk aan het stuur.
Om de ontwikkelingshulp doeltreffender te maken werkt VVOB actief mee aan de harmonisering van de inspanningen van de verschillende donoren op het terrein. Deze coördinatie vindt plaats in verschillende platformen: zowel internationale als Belgische overleg-organen en ad hoc werkgroepen, waaronder deze rond schoolinspectie. Wij willen ons blijven informeren over wie wat doet en samenwerkingverbanden tot stand brengen die onze stem kunnen doen klinken.

De grote uitdagingen

Het partnerschap heeft in de DRC nog niet de betekenis die het voor ons idealiter zou moeten hebben. Waarden zoals transparantie, flexibiliteit, vertrouwen,… zijn soms ver te zoeken. Dit is deels te wijten aan de financiële situatie van de Congolese staat, deels aan de mentaliteit van de topambtenaren en deels aan de erfenis uit het verleden. De uitdaging voor VVOB bestaat erin een evenwicht te vinden in het streven naar een optimaal partnerschap en het behalen van resultaten.

Een andere grote uitdaging is en blijft de inschatting van de reikwijdte van onze invloed op het cascadesysteem (zie boven), een systeem dat grote problemen kent. Het creatief omgaan met alternatieve systemen om de impact van onze inspanningen te onderzoeken, zoals werken met pilootscholen, moet zeker aandacht krijgen. Er is ook nood aan opvolging van de verspreiding van het door ons gefinancierde didactisch en pedagogisch materiaal, zodat elke school het materiaal ontvangt waarop ze recht heeft.

Capaciteitsopbouw moet gekaderd worden binnen een breder perspectief van institutionele versterking. Er wordt gedacht aan een doorlichting om de gebreken in het vermogen van de instituten te benoemen en hieraan te werken. Een laatste uitdaging is en blijft de duurzaamheid van de ingezette ICT-middelen binnen een moeilijke context als Congo.